Opinies & Essays

Zij die onze steun verdienen

Nog geen 24 uur geleden heeft de minister van Buitenlandse Zaken bekendgemaakt haar ontslag aan te bieden aan Zijne Majesteit de koning. Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft geoordeeld dat het kabinet verwijtbaar heeft gehandeld, of beter gezegd van alles verwijtbaar heeft nagelaten bij het in veiligheid brengen van Nederlandse ambtenaren en diplomaten in Kabul. Afghanen die als tolk voor ons land hebben gewerkt, zouden dezelfde bescherming krijgen. Het kwam allemaal veel te laat op gang, in sommige gevallen zelfs helemaal niet. Er zijn nog altijd mensen in het Islamitisch Emiraat Afghanistan die volgens de lijst Kaag geëvacueerd hadden moeten worden. Het is ons niet gelukt. Ondertussen kammen Talibanstrijders de straten uit op zoek naar overlopers, journalisten en activisten. Niet om een eventuele motie van afkeuring te bespreken. Dat gaat om leven en dood. Om verkracht of verkocht. Als eindverantwoordelijke trekt minister Kaag hieruit haar conclusie en treedt af.

Foto: Hamed Malekpour

De frontvrouw van D’66 had heel wat uit te leggen de afgelopen weken en dagen in haar rol als minister. Er waren al maanden verzoeken vanuit de Nederlandse ambassade in Kabul. Vragen om visa, vragen om voorbereidingen op een eventuele evacuatie, maar reactie en actie bleven uit.
Woest waren een aantal oppositiepartijen toen bleek dat Afghaanse tolken die voor de Nederlandse ambassade hadden gewerkt ook recht hadden op onze bescherming maar, om met de woorden van VVD’er Jeroen van Wijngaarde te spreken, ‘we hoeven natuurlijk niet iedereen die in die 20 jaar een keertje een muurtje voor ons heeft gemetseld, nu te evacueren’. Het werd onduidelijk wie we nu wel of niet gingen helpen. Zij van de nieuwe-bestuurscultuur kwam steeds verder vast te zitten. Gelukkig had hij van de oude-bestuurscultuur de juiste woorden. “Nederland doet er alles aan om in deze ingewikkelde situatie iedereen te helpen die voor ons heeft gewerkt. En anderen die onze steun verdienen”, aldus Mark Rutte. 
De pers noteerde en de Kamer ging weer rustig zitten. Mark had het opgelost.

Anderen die onze steun verdienen?! Wat zijn daar dan de criteria voor? We hadden net het nieuws de wereld over zien gaan van wanhopige mannen, vrouwen, jong, oud, islamitisch, verwesterd, die in allerijl het land probeerden te verlaten. Rijendik op het vliegveld van Kabul. Smekend voor een beter bestaan elders. Biddend voor een plekkie in een vliegtuig. Desnoods óp een vliegtuig. De verschrikkelijke beelden van mensen die tientallen meters uit de lucht vielen, waren die avond de opening van het 8-uur-journaal.
Het merendeel van die mensen verdient onze steun kennelijk niet. Ze hebben namelijk niet voor ons gewerkt. Hooguit een keer een muurtje gemetseld. Ga dat eens uitleggen aan de poorten van Kabul Airport. De wanhoop in de ogen. Angst. Sommige mensen met een doodswens omdat ze geen toekomst meer zien. Vooral vrouwen. Nee mevrouw, u moet hier blijven. U verdient onze steun niet. Serieus? Is ontwikkelingssamenwerking en hulp aan anderen, in de politiek niet meer dan een verdienmodel waarbij kosten en baten gelijk op moeten gaan? Als de bewindvoerder in de Kamer kan verantwoorden dat iemand niet onder de Nederlandse verantwoordelijkheid valt, is het ok om mensen achter te laten die met recht vrezen voor hun leven en dat van hun dierbaren?

Zouden ze in 1945 ook aan de Angelsaksische grenzen hebben gestaan, met een checklist van werkzaamheden? Nederland had 5 jaar oorlog achter de rug. Een aantal wist al tijdens de oorlog het land te verlaten. Velen hadden die wens daags na de bevrijding. De Hollanders waren moegestreden en uitgehongerd. Een soort Kabul avant la lettre. En we waren welkom. In Canada, Afrika, Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland.

In 1949 stelde de Nederlandse overheid beleid op om het deel van de bevolking dat wilde emigreren hierbij te ondersteunen. Hen die het nog niet gelukt was het land te verlaten, en gebukt gingen onder armoede of de dreiging van oorlog die nog altijd in de lucht hing, konden met hulp van de Nederlandse staat alsnog het geboorteland achter zich laten.
Het was een zware tijd, de wederopbouw. Geld was er amper. Dus wat Nederlanders minder op het eigen grondgebied kwam de overheid ook wel goed uit.  Zou toch wat zijn als tijdens de huidige formatiebesprekingen van de Taliban ‘emigratie naar Nederland’ hoog op de agenda blijkt te staan.

Ik weet dat het geheugen niet het sterkste wapenfeit is van onze demissionair minister-president, maar Mark, ’40-’45, opdat wij niet vergeten. Dat nooit meer. 
Natuurlijk kunnen we geen 35 miljoen Afghanen kwijt in AZC Harskamp en ja er zullen ook foute Afghanen meekomen. In de stroom Nederlanders een kleine 80 jaar geleden zaten ook een paar foute Duitsers met een slechte Hollander-imitatie, die toch de grens overkwamen. Soms is de nood zo hoog dat je mensen helpt en gaandeweg de oplossing uitwerkt. Niet de ideale situatie, maar naar nu blijkt toch beter dan überhaupt niet aan een oplossing werken. En al die mensen die onze steun kennelijk niet verdienen: opdat zij ons vergeven.


Een beetje te eigen

De laatste maanden moest ik een paar keer terugdenken aan de dag dat ik groente en fruit op de markt verkocht. Ik was 14 jaar en mijn beste vriend had een nogal ondernemende familie. Ze stonden met allerlei waar op de talrijke markten die ons land kent. Richard, mijn maatje, had een bijbaantje bij de ooms die met groente en fruit hun brood verdienden. Dat jaar, in het laatste  weekend van augustus zou ik ook beginnen.
We vertrokken midden in de nacht richting het marktplein. De groep mannen en even later ook vrouwen waarmee we de kramen opbouwden, kende ik bijna allemaal. Al snel verwarmde de zomerzon de Grote Markt van Haarlem. De sfeer was fantastisch. Ik ben niet helemaal achterlijk, dus een appel en een peer verkopen ging prima en daar was ook alles voor gefaciliteerd. De modernste weegschalen en kassa’s. Afwegen, bonnetje printen en hup de volgende. Appeltje, peertje.
Toch deed ik het niet helemaal goed. Niet helemaal volgens het vaste stramien van het bedrijf. Het werd me een paar keer gezegd, maar het drong niet helemaal door. De klanten waren tevreden, er werd hard gewerkt en de administratie was op orde. Ik deed m’n werk top. Niks aan de hand.
Aan het eind van de middag kwam Jan de marktkoopman met een warme glimlach op het gezicht naar me toe. Ik kreeg een dikke knuffel en Jan sprak de legendarische woorden: ‘Jongen, je werkt fantastisch, maar je bent een beetje te eigen.’ Ik begreep hem wel. Ongeveer. Het was meteen de laatste dag, maar dat maakte niet uit. Baantjes genoeg, ik had fantastisch gewerkt, de sfeer was nog altijd heerlijk en de zon scheen. En ik was iets te eigen.

Die dag kwam dus een aantal keer voorbij in mijn gedachten de laatste tijd. Bij moties over macht-en-tegenmacht, bij debatten onderworpen aan niet-actieve herinneringen en bij een baantjescarrousel waarbij je bijna kartelachtige praktijken zou kunnen bespeuren, om in termen van de neo-romanticus Baudet te spreken.
Onderwerpen die de agenda de laatste regeringstermijn deels hebben bepaald en met regelmaat tot verhitte discussies leidden. Opvallend vaak was daarbij een rol weggelegd voor Mark Rutte. De bonnetjesaffaire, de toeslagenaffaire, de functie elders en zo gaat de lijst nog even verder.

Al sinds zijn pubertijd droomt Rutte van het leiderschap. Een politieke carrière met verantwoordelijkheid. De doctorandus geschiedenis laat in zijn eerste jaren als politicus ook meermalen blijken over een enorme kennis én geheugen te beschikken als het op Nederlandse staatsgeschiedenis aankomt. Na het verslaan van Rita Verdonk als leider van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie was onze Mark niet meer te houden. Binnenkort wordt hij de langstzittende premier in de Nederlandse geschiedenis. Het moet toch gek lopen wil ‘ie dat niet halen. Dan kun je van Mark Rutte vinden wat je wilt, maar eerlijk is eerlijk: goal accomplished. Vrij vertaald: wat wonen we toch in een gaaf landje.

Mark Rutte heeft een groot respect en ontzag voor ons politiek bestel. Hij voelt ook heus de grote verantwoordelijkheid het merendeel, misschien zelfs allen van ons te dienen. Je hoort hem dat met regelmaat zeggen, maar ook in zijn handelen zit een soort gedrevenheid die bewonderenswaardig te noemen is. Ga er maar aan staan; 10 jaar lang de toko runnen. En daar zit net het probleem.

Toen Mark Rutte minster-president werd, was er net als nu en net als daarvoor een kloof tussen burger en politiek. Het lijkt of er onder Rutte I, II & III een veel toegankelijkere wind is gaan waaien. Spraken ministers halverwege de vorige eeuw elkaar nog aan als Excellentie, hadden we het begin deze eeuw over minister Zalm, minister Pronk en minister Netelenbos. Tegenwoordig vraagt Mark tijdens de persconferentie aan Hugo of hij antwoord geeft, of dat Sigrid daar morgen op terugkomt. Als niemand het antwoord heeft, kunnen we altijd nog Caroline raadplegen. In de achtergrond staat Irma te vertalen.
Het is allemaal wat jovialer geworden. Toegankelijker misschien. Kamerleden worden aangesproken op wollig taalgedrag, want de kijker thuis moet het tegenwoordig ook kunnen volgen.
Het is allemaal zo gewoon geworden, dat tijdens de verkiezingsdebatten Mark even vergeten was wat er was afgesproken: ‘Hugo, ehhh, ohhh, Hugo de Jonge van het CDA…’ Het ietwat populaire gedrag is er zo ingeslopen, dat het al lastig wordt collega’s bij de volledige naam of met functie te benoemen. Het is een beetje te eigen.

Tijdens de toeslagenaffaire blijkt dat er heel veel belangrijke punten in het verleden wel zijn besproken, maar daar zijn geen aantekeningen van. Geen brieven over verstuurd. Zo werkt het niet bij Mark. Mark is toegankelijk. Geen Excellentie, gewoon lekker op de fiets. Dus je hoeft helemaal geen brieven te sturen. Mark loopt even bij je langs en dan bespreek je dat. Klaar. Als Chris van Dam dan om afschriften van die afspraken vraagt, ja dat is dan lastig. Het is allemaal een beetje te eigen.

Met de welbekende eeuwige glimlach ging Mark Rutte de formatie in. Dat formeren gebeurt met collega’s, ondertussen vrienden. Al 10 jaar lang komen die mensen over de vloer in Mark’s torentje en iedereen kent iedereen. Bij voornaam.
Het is geen groot heikel punt geweest in dat gesprek. ‘Oh ja, Pieter Omtzigt, komt goed. Anders functie elders ofzo.’ Het was gewoon een flupseltje tussen neus en lippen door. Tussen vrienden en bekenden. Een paar dagen later kon de minister-president zich niet meer herinneren dat hij degene was die de historische woorden over de dossiertijger van het CDA had gebezigd. Het is allemaal veel te eigen geworden.

Misschien moet je niet 10 jaar lang het land kunnen besturen. Misschien moeten we het over de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport hebben in plaats van over Hugo. Ik weet het niet precies. Ik weet wel dat ik de afgelopen tijd een paar keer dacht, als ik Mark Rutte weer eens hoorde draaien en zoeken: ‘Jongen, je werkt fantastisch, maar je bent een beetje te eigen.’


Een beter heelal

Ruim je rommel op. Hoe vaak zal een mens dat gemiddeld horen, de eerste 20 jaar van z’n leven. Door opvoeders steevast gekoppeld aan de werkwijze: alles terugleggen waar je het vandaan haalt. Dus lego blijft niet slingeren en lege pakken vla gaan in de vuilnisbak.

Hoewel het al generatie op generatie wordt overgedragen, wordt tijdens de jaren van opvoeden deze wijsheid niet vaak gepraktiseerd in de rest van het dagelijks leven. Waar thuis alles netjes opgeruimd moest worden, kon je er op je werk kennelijk een zooitje van maken. Anders zaten we nu niet met plastic visnetten, plastic rietjes, plastic bootjes en plastic soep. Zo wordt kernenergie ook discutabel. Niet vanwege de manier van opwekken, maar hoe leg je de rommel terug, waar je het vandaan hebt gehaald.
Men zal niet altijd hebben geweten waar men aan begon. Ik kan me niet voorstellen dat je een half land opbouwt met asbest, als je weet dat een paar jaar later je eigen kleinkinderen in speciale pakken datzelfde asbest uit al die huizen moet slopen. Met alle risico op kanker die daar bij komt kijken. 

De huidige generatie is een stuk kritischer. De jeugd van nu lijkt echt een ander geluid teweeg te brengen. Greta Thunberg mag dan het boegbeeld zijn, veel van de jongeren lijken zich oprecht druk te maken als het om onze planeet gaat. Ook gelijke rechten voor ras, seksuele voorkeur en invulling en een wereld voor iedereen staan op de agenda. 
Het blijft niet alleen bij een geluid. Er wordt zondags opgeruimd op het strand, er is een Europese politieke beweging en zo zijn er nog tal van voorbeelden waaruit blijkt dat er een generatie aankomt die niet alleen praat over een betere toekomst, maar er ook direct werk van maakt.

Wat ik dan niet begrijp, is dat je werkelijk nooit iemand hoort over die enorme afvalhoop waar we al 65 jaar op het dumpen zijn en waar nooit eens een bezemwagen doorheen gaat. Ruimteafval. 
Onlangs zijn de Quick, Crack en Quark van Silliconvalley met een personal spacerace begonnen en daar is nogal wat over te doen. Berekeningen van de kosten ten opzichte van de armoede in de Verenigde Staten. Berekeningen van de brandstof in vergelijking met het aantal auto’s dat daarvoor had kunnen rijden. Maar niets over het ruimteafval. Nooit iets over het ruimteafval. 
Elke keer als we de ruimte ingaan, maken we het milieu hier er niet beter op, maar daar ook niet. Elke ruimtereis brengt ruimteafval met zich mee.
Quick – van Tesla – heeft momenteel 1500 satellieten in de lucht. Er is een vergunning voor 12.000 satellieten en er is een uitbreiding aangevraagd voor nog eens 30.000 satellieten. Quark – van Amazon – heeft een vergunning van ruim 3000 stuks. Elke lancering laat ruimteschroot achter en dit zijn pas twee van die vreemde vogels.

Dit doen we al sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw. Al bijna driekwart eeuw gebruiken we de ruimte als storthoop. En elke lancering komt er weer troep bij. Troep die uit de lucht kan vallen, troep waar je tegenaan kunt vliegen. We weten niet eens hoe schadelijk zoiets kan zijn in de toekomst. We moeten ooit een keer met z’n allen naar Mars geloof ik. Dan mogen we wel eerst even de weg ernaar toe een beetje vrij maken, anders komen we er niet eens doorheen.
Waarom maakt daar niemand zich boos over? Er zijn wel wat artikelen, maar op de agenda staat het niet echt. Geen idee hoor, hoe je dat precies moet opruimen. Een prikactie op zondag lijkt me een gedoe. Maar maakt het uit als je niet weet hoe? Als je weet dat asbest gevaarlijk is, dan gebruik je het niet. Als je weet dat kernafval gevaarlijk is, stop je het in de grond (voelt toch een beetje als gauw het speelgoed in de kast gooien en snel de deur dicht doen). Je probeert in ieder geval iets. Een beter heelal, begint bij jezelf.
We weten dat we die troep daar achterlaten. Wij maken die rommel. Mijn moeder zou zeggen: ‘Ruim je rommel op. En leg de spullen terug waar je ze vandaan hebt gehaald.’

CAPREA BEHEER B.V.

Fultonbaan 20
3439 NE  Nieuwegein
Netherlands

CAPREA MEDIA

Jan Steenstraat 6
2023 AN  Haarlem
Netherlands